Sneeuw?
Het heeft gesneeuwd. Nou ja, gesnééuwd; zo’n zeikerig Nederlands buitje, waardoor iedereen overstuur raakt, auto’s uit de bocht vliegen en treinen vertraging oplopen. Als ik de tuin inkijk zie ik een paar centimeter nattige halfbevroren pap op mijn tuintafel. Sneeuw.
In mijn jeugd ging ik met mijn ouders een paar keer per jaar naar Oostenrijk. Om precies te zijn: Kirchberg in Tirol. Ik kan me voorstellen dat er nu wat lezers zijn die fronsend hun wenkbrauwen ophalen en mompelen: “Mmmm, jaja, Kirchberg!’ Voor die lezers wil ik direct ter verdediging aanvoeren dat mijn mooiste herinneringen aan Kirchberg dateren uit een tijd dat het nog een echt dorp was waar iedereen iedereen kende, waar wij ook veel mensen kenden en andersom. Wij waren heel lang, samen met een gezin uit Amsterdam en een gezin uit Utrecht de enige Nederlanders die er kwamen. Men zag ons Nederlanders er toen nog graag.
Kirchberg was nog niet bezoedeld, en geprostitueerd door Nederlandse B-artiesten die er zo nodig in de sneeuw met de Großer Rettenstein als achtergrond hun misbaksels moesten kwelen ter vermaak van het kijkerspubliek voor de buis in Nederland. Er waren ook nog geen no-brainers neergestreken die de ether moesten vervuilen met het vervolg op hun Griekse avontuur in Chersonissos.
Nee! Kirchberg was nog mooi, gezellig en ongerept. Er was geen snackbar; er was een imbisstube waar je gewone bratwurst kon kopen, je had de Milchbar van de familie Erber waar ik mijn eerste tosti at en de lekkerste milkshake dronk die je je maar kunt indenken (eat that MacD.) Een discotheek was er niet. In de Kuhstall, Tenne en Pferdenstall speelden bandjes voor het dansende publiek. Ik heb er nog met twee bandjes meegespeeld. Bij Tante Anna, een gemoedelijke boerenkroeg, ging elke avond (ja écht) het dak eraf en werd er op de tafels en banken gedanst op de muziek van een (heus waar) accordeonist.
En daar, in Kirchberg, kon het sneeuwen. Mijn vader heeft ooit gefilmd hoe mijn moeder en ik tot dijbeenhoogte door die sneeuw aan het ploeteren waren. We hebben het meegemaakt dat er in één nacht een meter sneeuw was gevallen; mijn vader kon de auto niet meer vinden. Die hebben we dan ook met vereende krachten moeten uitgraven.
We hebben daar -30˚C meegemaakt, pa en ik zijn op ruim 2700 meter hoogte overvallen door een ijzige sneeuwstorm. Daar zit nog een, voor lezers met een zwakke maag, smerig verhaal aan vast waar ik me niet voor schaam. Je moet toch iets om je vingers te ontdooien.
Dát is winter, dát is sneeuw.
En weet je wat het mooie is? De treinen bleven gewoon rijden!
