Bevoegd versus bekwaam en het Zwaard van Damocles, deel 3
Donderdag 25 mei 2017 (39)
Na de Europoortschool begon ik als leerkracht in groep 8 op een basisschool in mijn woonplaats Spijkenisse. Ik kwam er als snel achter dat het werken op een basisschool een stuk gemakkelijker was, dan op een VSO. Het enige wat ik daar als problemen heb ervaren:
1- Veel ouders denken verstand te hebben van onderwijs en vertellen mij hoe ik mijn werk moet doen. Alsof ik een metselaar ga vertellen hoe hij zijn stenen op moet stapelen.
2- Het eindeloos geneuzel over trivialiteiten.
Een greep uit de lange lijst van neuzelervaringen:
Ervaring 1: Van mijn vorige werk had ik een uitgebreide verzameling methodeboeken en handleidingen mee mogen nemen. Altijd makkelijk om extra leerstof uit te halen. Let wel; het internet stond nog in de kinderschoenen. Eén van mijn leerlingen had problemen met breuken, echt grote problemen. Ik trok een deel van een bepaalde rekenmethode en een ouderwetse breukendoos uit de kast en ben ongeveer twee weken met dat kind tijdens de rekenles aan de slag gegaan. Zij had het na die twee weken helemaal door en maakte de sommen foutloos. Win-win.
Toen mij gevraagd werd hoe ik dat voor elkaar had gekregen (boekje NZR, deel 6, taak 8 t/m 35) was het huis te klein, want (ik citeer): “Die methode is achterhaald en mag niet meer gebruikt worden. Hoe moeten we dat naar de inspectie verantwoorden?”
What the fuck! Dat zal mij toch een zorg zijn wat de inspectie daarvan zegt. Het kind snapt nu tenminste hoe breuken in elkaar zitten en hoe ermee gerekend wordt.
Ervaring 2: Op die school was het regel dat er met vulpen geschreven werd. Prima, daar ben ik een voorstander van want dat kán een positieve invloed hebben op de fijne motoriek. Ik ga even niet dieper in op die motorische vaardigheden, want daar kan ik ook een stuk over schrijven waar je drie dagen voor nodig hebt om het te lezen.
Op een kwade morgen had een van mijn leerlingen haar vulpen laten vallen; punt krom. Ik gaf haar een fineliner, zodat zij verder kon met haar werk. Nog geen uur later staat er iemand van de directie in mijn deuropening, met de vraag of ik in de tweede pauze even tijd had.
Op de afgesproken tijd stapte ik het kamertje binnen en daar zat, achter een lange tafel, de voltallige directie, drie man/vrouw sterk. Ik nam plaats en keek hen verwachtingsvol aan. Na een wat ongemakkelijk stilte besloot één van hen het gesprek te starten.
“Wij hebben gehoord (!) dat er bij jou in de klas een leerling niet met vulpen schrijft.”
“Dat klopt.” Waarom zou ik liegen? Dat kan ik niet eens.
“Maar we hebben hier op school de afspraak dat leerlingen met een vulpen schrijven.”
“Dat weet ik.” En weer die besluiteloze, ongemakkelijke stilte.
“Waarom schrijft er in jouw klas dan iemand met een fineliner?” Wauw, goed gekeken, dacht ik, maar ik legde de situatie uit.
“Als haar vulpen kapot is, had ze een nieuwe moeten kopen,” begon directielid 2.
“Tijdens de rekenles?” was mijn vraag. Er kwam geen antwoord, dus ik verliet het kantoor met de opmerking: “Ik zal het doorgeven.” Naar mijn bescheiden mening was hier duidelijk sprake van het Peter Principle: in een hiërarchie stijgt iedere werknemer tot het niveau van zijn eigen incompetentie. Ja, ik lees “wel eens” een boek en daar steek ik nog wat van op ook.
Ik zal het nu niet hebben over het feit dat alle dingen die ik voor en met de leerlingen deed en waar zij wat van leerden en plezier aan beleefden, mij systematisch werden afgenomen of zelfs verboden. Ik zal het hier nu ook niet hebben over de discussie die ik heb moeten voeren over een opklaptafel van Ikea die als instructietafel gebruikt moest worden. Ik ga het zelfs niet hebben over het idiote aantal vergaderingen. Maar met het Peter Principle vers in het geheugen moet ik toch nog even iets kwijt.
Er kon gesolliciteerd worden op de taak (niet functie) van Intern Begeleider. Ik las de taakomschrijving. Die was zó uitgebreid dat ik, zelfs na ruime ervaring in het VSO, dacht: ”Daar kan ik nooit aan voldoen.” Ik solliciteerde daarom niet. De collega die het werd vroeg mij waarom ik niet had gesolliciteerd, dus ik vertelde haar mijn motivatie.
“Joh, dat komt toch allemaal niet voor. Je denkt toch niet écht dat ze dat van je gaan eisen?”
Vervolgens heeft ze me een jaar lang vragen gesteld over hoe bepaalde problemen opgelost moesten worden, hoe bepaalde gesprekken gevoerd moesten worden of waar een kind met probleem X het beste naar doorverwezen kon worden. Na een jaar lang geduldig alle vragen beantwoord te hebben was ik het zat.
“Hé, jij wilde deze taak op je nemen. Doe dat dan.” Ook hier: het Peter Principle.
Ze heeft me nooit meer aardig gevonden.
(wordt vervolgd)