Frikadel speciaal
- RM 0053
- 10 jul 2017
- 3 minuten om te lezen

Toen ik mijn opstel Mist zocht, vond ik ook het schriftje waarin ik tijdens de HAVO-jaren verhaaltjes schreef. Het volgende verhaaltje is het oudste dat erin staat. Ik heb het geschreven toen ik net vijftien jaar was. Op 26 augustus 1975, om precies te zijn.
Het was het eerste seizoen op camping De Hoge Linden in Overberg (gemeente Amerongen). Inderdaad, dezelfde camping waarover ik in Mist schreef. Het was me gelukt om daar aansluiting te vinden bij een hele groep leeftijdgenoten en omdat er voor pubers op die camping geen fluit te doen was, fietsten we zoān beetje dagelijks naar het openluchtzwembad in Veenendaal. Daar speelde het volgende verhaaltje zich af, in augustus 1975; vóór de spellingswijzigingen en de id-plicht bij de aanschaf van alcoholische dranken, toen bepaalde woorden nog gewoon gebruikt mochten worden.
Vakantie verhaaltje
Wat een dag. Hoeveel van deze zijn er al niet geweest? Het lijkt wel veertig graden, maar het zijn er natuurlijk āmaarā tweeĆ«ndertig. Nee, echt, voor mij hoeft het niet altijd zo te zijn. Ik geloof dat het in jaren niet zo warm is geweest.
Als je er eigenlijk bij stilstaat, is het wel waanzinnig om elf dagen lang, van ās morgens tien tot ās middags zes naar het zwembad te gaan. Mān handdoek is nog klam van de laatste duik en de zon schijnt op mijn benen, die een kleur hebben waarover te twisten valt; een iets te bruine indiaan of een rode neger. Ik heb mijn Lucky Luke maar weggedaan, want daar kun je je toch niet op concentreren, als er telkens twee van die oervervelende knulletjes drijfnat langs je heen komen rennen. Elke druppel lijkt wel een speldeprik.
Ik ga maar weer eens op mān buik liggen want ik word zo zenuwachtig op mān rug. Op de radio klinkt muziek van een niet nader te beschrijven groep en op die van de buren, die overigens maar anderhalve meter van ons vandaan liggen, is de Radetzkymars te horen. Heeft u dat wel eens geprobeerd, meer dan vijf minuten naar twee verschillende soorten muziek te luisteren? Ik wel, en het beviel me niks. Daarom ga ik maar naar het patatkraampje dat hier op het terrein staat, om te zorgen dat er een flink bodempje in mān maag blijft.
De tegels bij die kraam zijn zo heet, dat er een ei op gaar gebakken kan worden. Een walm van vette lucht komt me tegemoet. Het meisje aan de andere kant van het luik kijkt me aan met een blik om verlegen van te worden.
āWat wilt u hebben, mijnheer?ā
Mijnheer, tegen mij, hahaha. Ik denk dat ze twee jaar ouder is dan ik.
āEh.... een frikadel speciaal en een blikje Heineken, alstublieft.ā
Zij doet een nog koude frikadel in het vet en haalt vast mān blikje Heineken uit de vrieskist.
āLekker weertje, hĆØ?ā zegt ze. Oh wat geijkt om een gesprek te beginnen. Wat moet ik nou terug zeggen?
āJa, gaat wel. Beetje warm, maar daar komen we wel overheen.ā
Stilte.
āHeb jij het nou niet warm achter die bak met kokend vet?ā Wat een vraag. Waar haal ik het vandaan?
āDat heb ik er wel voor over hoor. Ik verdien er een leuk centje mee en ik zie nog eens leuke mensen.ā
God, wat krijg ik het warm en dat is niet van de zon.
Mijn frikadel is klaar. Ze haalt hem met een sierlijke zwaai uit de frituurbak en legt hem in een smal plastic bakje. Ik kijk hoe ze er uitjes op doet en de mayonaise, niet te dik, verspreidt.
āZo, alstublieft, een frikadel speciaal en een blikje Heineken. Dat is dan precies twee gulden.ā
Hier klopt iets niet. Een blikje bier alleen kost al ƩƩn gulden vijftig.
āMaar twee gul.....ā Verder kom ik niet
āSssst, niet zo hard,ā en ze geeft me een knipoog.
Ik krijg het nog warmer. Daar sta je dan. Toch maar weer terug naar mijn plekje. Ze is alweer met een andere klant bezig.
āWat wilt u hebben, mevrouw?ā
Foto: Ron Moreel
Comments