Efteling herinneringen, de derde
Donderdag 20 juli 2017 (57)
Ik heb al eerder herinneringen aan De Efteling beschreven, dus waarom deze niet. Het is tenslotte vakantie.

Vanaf het moment dat ik wist dat Anton Pieck de ontwerpen had gemaakt, begon ik de Efteling met andere ogen te bekijken. Ik hield van tekenen en ik hield van de tekeningen van, onder andere, Pieck. Alleen moest ik dat niet tegen mijn leeftijdgenoten zeggen. Dat kon echt niet, dat een zestienjarige jongen van de prenten van Anton Pieck hield. Dan was er toch wel iets goed mis met je.
Gelukkig waren er nog genoeg tekenaars die ik interessant vond, waar ik wél gewoon over kon praten. Behalve de striptekenaars Hergé, Giraud, Derib, Cosey, Leloup, Kuijpers en Van der Kroft, hield ik toen van Dürer, Da Vinci, Liechtenstein, Warhol en Dean. Nogal divers, ik weet het. Maar minstens zo divers is de inhoud van mijn platenkast en, sinds 1990, mijn cd-rek; Rolling Stones, Rammstein, Mozart, Adam & The Ants, Queen, Judas Priest, The Dubliners, Dvořák, Roy Orbinson, Evanescence, Twisted Sister, Beethoven, Eivør Pálsdóttir, Elvis. Ik kan ook net zo genieten van zuurkool of andijvie als van een chateaubriand.
En wat Pieck had gedaan, wilde ik ook. Een sprookjesachtig park ontwerpen. Ik tekende doolhofachtige wandelparken met fantastische figuren erin. Het stelde niets voor, maar ik vond het leuk. Ik bedacht dan hoe ik er rond zou dwalen, hoe het zou zijn om je eigen creatie in het echt te zien. Wandelen door mijn eigen prentenbriefkaart. Zoals de Efteling. Dat wilde ik.
Ik heb het aantal attracties zien groeien. Het Spookslot werd geopend in de periode dat ik mij naast sprookjes, mythen en sagen ook in fantasy ging verdiepen. Jack Vance, Ursula Le Guin, Terry Brooks en nog vele anderen begonnen een groot deel van mijn boekenkasten te vullen. Maar de grootste onder hen was en is Tolkien. Midden Aarde werd mijn wereld. Mijn ‘oude’ helden kregen gezelschap; Odyseus naast Aragorn, Merlijn naast Gandalf, Koning Arthur naast Elrond, Siegfried naast Bard en Sneeuwwitje naast Galadriel (al doe ik daarmee Galadriel waarschijnlijk onrecht aan). Elfen werden echt, Atlantis heette Numenor, Mordor was eigenlijk Pernis en in de Gouw wilde ik wonen. Nee, ik wilde de Gouw namaken. Ik begon met Hobbitstee. Uit kippengaas, papier-maché en gips verrees het Balingslaantje op de vloer van mijn studeerkamertje. Even schoot er door mijn hoofd, hoe het zou zijn om Hobbitstee in de Efteling na te bouwen. Het idee werd weggestopt. Wel had alles wat ik in die tijd tekende, kleide, figuurzaagde en handwerkte te maken met Midden Aarde.
Ik ging weer eens naar de Efteling, met een vriendin. Het Sprookjesbos had nog steeds dezelfde aantrekkingskracht als pakweg vijftien jaar daarvoor. Ik bekeek de gebouwtjes van de diverse sprookjes tot in de kleinste details. Dat is iets wat ik geleerd heb van de, voor mij, beste tekenleraar van het westelijk halfrond, mijnheer Sniedt, mijn docent tekenen en kunstgeschiedenis op de pedagogische academie. ‘Tekenen is kijken’, zei Sniedt. En al heeft hij mij misschien niet leren tekenen, kijken kan ik nu in ieder geval.
Het Spookslot. Niet van Pieck had ik gehoord, maar van zijn opvolger Ton van de Ven. Wél ontzettend mooi. De buitenkant tenminste. Wat zou het binnen zijn? Ik had het idee dat het een soort spookhuis was, zoals je ook op kermissen tegenkomt. Niets bleek minder waar. Allereerst de muziek. Danse Macabre. Nota bene één van de eerste stukken klassieke muziek waarmee ik kennis maakte. Het eerste was 'Eine kleine Nachtmusik’ en het derde ‘Die Moldau’. Herkenning. Gaaf!
Toen ik weer buiten stond, dacht ik alleen maar: ‘Wat mooi. Dit had ik willen maken.’
Foto Anton Pieck: http://www.kinderpleinen.nl/anton-pieck/