Kleding
Vrijdag 11 augustus 2017 (60)
Op een bepaald moment in de pre-historie, volgens onderzoek zo’n 170.000 jaar geleden, begonnen onze voorouders, de naakte apen, zich te kleden. We mogen aannemen dat zij dit deden om zich te beschermen tegen lage temperaturen. Die kleding zal voornamelijk bestaan hebben uit huiden. De ijsmummie Ötzi die in 1991 in Oostenrijk is gevonden, leefde relatief gezien kort geleden; ongeveer 3300 jaar vóór Christus. Zijn kleding bestond uit verschillende soorten leer en geknoopt gras en was samen met de rest van zijn uitrusting erg praktisch voor die tijd en voor de omgeving waar hij geleefd heeft.
Dat was dus het nut van kleding. Het moest bescherming bieden en praktisch zijn.
Maar toen Ötzi in de Alpen rondliep in beren-, gemzen-, geiten-, herten- en kalfsleer, droeg men in Klein-Azië al kleding van wol en linnen terwijl men in China rond die tijd begon met de zijdeteelt. Daar diende kleding al lang niet meer alleen ter bescherming maar ook als middel om je te onderscheiden van anderen. Zijde werd in eerste instantie namelijk alleen door de keizer gedragen. Ook bij de Romeinen gaf kleding de sociale status aan.
Door de eeuwen heen gold een gebod of verbod voor het dragen van bepaalde kleding. Dit was eigenlijk pas afgelopen na de Franse revolutie.
Toch zijn de drie doelen van kleding (bescherming, praktisch, onderscheiden) tot op de dag van vandaag blijven bestaan, ook met het intreden van wat wij tegenwoordig mode noemen.
Zo trekken wij een dikke jas aan als het winter is, dragen we schoenen met noppen als we gaan voetballen en kopen we massaal oranje shirts als het Nederlands elftal speelt. Dit laatste heeft ook en misschien wel vooral te maken met sociaal culturele factoren.
Die factoren spelen ook een rol bij de keuze voor de kleding die we dragen tijdens bepaalde gebeurtenissen, zoals een huwelijk, uitvaart of huldiging.
Met name bij de jeugd is kleding vooral een manier om je te onderscheiden en/of te laten zien tot welke ‘groep’ je behoort.

Wat ik normaal gesproken dagelijks draag, maakt me niet zo uit, zolang het maar zwart is. Als je mij in andere of lichte kleuren ziet, voel ik me niet lekker. Een uitzondering vormt de spijkerbroek. Verder voel ik me net zo op mijn gemak in een slobbertrui als in een net kostuum. En ja, die heb ik beide in het zwart.
Ik schreef net, dat het me niet uitmaakt wat ik draag, maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. De keuze voor bepaalde kleding hangt af van de gebeurtenis of de activiteit die ik bezoek. Naar een motortreffen trek ik één van mijn (zwarte) leren broeken aan, mijn motorjas en een paar stevige schoenen of laarzen. Niet omdat ik er dan bij hoor, maar het biedt bescherming tijdens het rijden en het is praktisch; bier- en braadworstvlekken zijn van een goed ingevette leren broek makkelijker te verwijderen dan van een willekeurige spijkerbroek. Naar een uitvaart trek ik mijn grijze kostuum aan. Zwart is mijn kleur en dat draag ik ook naar feesten, maar een uitvaart is in onze cultuur geen feestje, dus draag ik mijn “begrafenispak”.
Verder hoort bepaalde kleding bij het spel. Ik bedoel nu niet alleen het letterlijke spel zoals voetbal, atletiek, judo, skiën of zwemmen, maar ook het sociale spel dat we spelen. Dat heeft, net als mijn begrafenispak, alles te maken met respect.
Op mijn werk draag ik geen leren motorbroek. Zelfs niet als ik op de motor naar mijn werk ga. Dan draag ik een gewone zwarte of blauwe spijkerbroek. En daar gaat dan echt wel eens een Iron Maiden, Rolling Stones of AC/DC shirt bij. Dat kan best. Dat draag ik dan weer niet tijdens een galadiner aan boord van een cruiseschip. Dan draag ik een net pak, smoking of een dinerjacket met een stropdas of strik. Dat hoort bij het spel. Dat is leuk. Dan verschijn je niet in een korte broek of een poloshirt, zoals ik laatst gezien heb. Als je het spel niet wil meespelen, dan moet je een andere speelruimte zoeken. Aan boord van de Westerdam kun je ook dineren bij een afhaalbuffet, waar een heel ander spel gespeeld wordt; het spel van ‘veel vreten want dan haal ik mijn cruisereis eruit’.
Foto: Marco van de Hoek